Veranderingen rond en na de eeuwwisseling
De 20e eeuw was het tijdperk van de massaproductie. De weide wereld kwam voor de mensen steeds minder ver weg te liggen door de uitvinding van telegraaf en de telefoon.
Ook kon men zelf gemakkelijker grotere afstanden afleggen door het gebruik van een fiets en de trein. De industrialisatie had aanvankelijk vooral nadelen voor de arbeiders
omdat de aanwezigheid van electrisch licht er voor zorgde dat ze nu dag en nacht moesten doorwerken. Dat soort verslechterende werksituaties zorgden voor de oprichting van vakbonden.
Daardoor werden op termijn de achturige werkdag, vrije zaterdagen en het doorbetalen tijdens de vakantie afgedwongen.
De vrije tijd die zodoende werd afgedwongen en de introductie van de fiets als betaalbaar massaproduct zorgden voor verdere veranderingen in de
maatschappij.
De fiets maakte het bijvoorbeeld mogelijk dat men naar de omliggende dorpen kon reizen
om daar wedstrijden te gaan spelen in sporten zoals voetbal, zwemmen, atletiek en turnen. Dat waren dan meer de volkssporten. De elite deed voornamelijk
aan tennis, hockey en roeien. In de zuiderhaven van de stad staat het clubgebouw van de Koninklijke Groninger Roeivereniging De Hunze,
één van de oudste van het land. Door de vraag naar sportieve bezigheden legde men in de
stad Groningen
daarom het grote Stadspark aan. Op het platteland
werden weilanden omgevormd tot sportveld. Er onstaat in die periode ook wetgeving voor betere huisvesting. Er werden tuindorpen aangelegd zoals de
Oosterparkwijk in de stad. Dat zijn relatief groene omgevingen binnen de stad waar een gezonder leven kan worden geleid tot dan toe gebruikelijk was.
Door de fiets en het openbaar vervoer werd het ook mogelijk om een stuk verder van het werk te wonen. Daardoor konden plattelanders in de stad
aan de slag. In het Openluchtmuseum Het Hoogeland te
Warffum kunt u trouwens zien hoe men op het Groninger platteland
leefde in de periode rond de eeuwwisseling.
Schilderijen van de Ploeg
Waar vroeger kunst toch vooral een ambacht was en realistisch vormgegeven of geschilderd moest zijn ontstond in het laatste kwart van de 19e eeuw het
Impressionisme en daarna in de 20e eeuw het nog minder realistische Expressionisme. In deze periode (1918) werd door Jan Altink het kunstenaarscollectief
De Ploeg opgericht. Hij gebruikte aarde als metafoor voor de kunst en wilde die omwoelen, vandaar de naam 'De Ploeg'.
Andere leden van het eerste uur waren Johan Dijkstra, George Martens en Jan Wiegers. Ze maakten veel portretten van elkaar en van
anderen maar ze pakten ook vaak de fiets om het Groninger Landschap vast te leggen op het doek. Met name het (nog altijd) fraaie
Reitdiepgebied ten noorden van de stad is de nodige keren geschilderd. Het kerkje van Oostum is één van die locaties. Schilderijen van De Ploeg zijn bijvoorbeeld te
zien in het Groninger Museum dat een vaste tentoonstelling van deze kunstkring heeft. Het collectief bracht overigens niet alleen schilders voort
maar ook architecten.
De beurskrach en de Tweede Wereldoorlog
Niet alleen het leven voor de gewone man veranderde danig gedurende de eerste helft van de 20e eeuw. Dat gold ook voor de internationale (machts)politiek
met desastreuze gevolgen. De Eerste Wereldoorlog (14-18) ging aan Nederland voorbij omdat het neutraal en dus geen partij was in het conflict.
De eerstvolgende zeer grote globale gebeurtenis was de beurskrach van 1929. De aandelenkoersen op Wallstreet crashten en dat vormde het startpunt van
de wereldwijde economische crisis. Ook in Groningen vielen fabrieken stil en ontstond er werkloosheid.
Waar het land zich 26 jaar eerder kon ontrekken aan oorlog werd het in 1940 binnengevallen door Nazi-Duitsland. Ook in Groningen was er nauwelijks
tegenstand omdat het leger niet was opgewassen tegen de militaire macht van het Derde Rijk. Het bestuur werd genazificeerd. Het leven was de eerste paar
jaar redelijk normaal al waren veel goederen op den duur niet meer te verkrijgen en/of op de bon. Er ontstond geen honger in de provincie zoals
die wel plaatsvond in de Randstad. De Hongerwinter van 44-45 ging aan Groningen voorbij omdat boeren in staat waren in het geheim voorraden aan te leggen.
Die konden via de zwarte markt in omloop worden gebracht.
De grootste slachtoffers tijdens de Tweede Wereldoorlog waren de Joden, zigeuners en homosexuelen.
Veel Joden verloren hun werk en moesten een gele ster dragen. In en vanaf 1942 kwam alles in een stroomversnelling want toen
werden Joden afgevoerd naar Westerbork en vervolgens verder naar de vernietingskampen in Oost Europa. In 1943 is vrijwel de gehele Joodse bevolking
in Groningen afgevoerd. Weinigen overleven deze holocaust. Er waren heel wat Groningse plaatsen die Joodse gemeenschappen kenden. Uiteraard de stad
Groningen waar de Folkingestraat een bruisende Joodse buurt was. De synagoge staat er nog en is te bezichtigen. Andere voorbeelden zijn Winsum, Leens, Appingedam,
Uithuizen, Hoogezand, Vlagtwedde en Winschoten. Hier in Noord Groningen zijn overigens nog drie synagogen te zien. Ze zijn ook ondergebracht op
de pagina over
kerken en synagogen. De eerste staat dus in de grote stad, de andere twee bevinden
zich respectievelijk in het dorp
Winsum en het stadje
Appingedam.
Sprake van verzet was er ook zeker al deed daar maar een klein deel van de bevolking aan mee. Zo waren er boeren die onderduikers verborgen hielden
en protesteerde het communistische verzet van het Oldambt in 1941 tegen de Jodenvervolging. In 1943 kwam een groot deel van Nederland (inclusief Groningen) in staking omdat alle
Nederlandse militairen moesten worden vastgezet. De strafmaatregelen van de nazi's hierop waren hard: 32 stakers werden in Groningen geëxecuteerd, meer dan waar ook in het land. Dat kwam omdat de Sicherheitsdienst (SD)
hier in Groningen de meest fanatieke van Nederland was. Uiteindelijk was de stad Groningen samen met Delfzijl één van de laatste bolwerken van de bezetter.
Daarom moesten de geallieerden er hard vechten om het te bevrijden met veel schade tot gevolg. Delen van de stad werden zwaar beschadigd en grote delen van het oude centrum van het
havenstadje
Delfzijl zijn weggevaagd of te zwaar toegetakeld om sloop te voorkomen. Rondom Delfzijl kun je nog oude bunkers zien, bijvoorbeeld
in Nansum ten noorden van hier. Dit stukje kust aan de Eems en de Dollard waren namelijk onderdeel van Hitler's Atlantikwall.